Logo of Team Belgium

Skeleton is de oudst bekende sleesport, verwant aan het bobsleeën en rodelen. In skeleton daal je dezelfde baan af als bij het rodelen of bobslee: het ijskanaal. De naam ‘skeleton’ is afgeleid van het sleetje, dat zou lijken op een skelet.


De atleet duwt de skeletonslee langs links of rechts aan met 1 of 2 handen, vooraleer op de slee te duiken en af te dalen. Skeletonatleten liggen op hun buik met het hoofd eerst, de kin millimeters van het ijs verwijderd en de armen strak langs het lichaam.

De piloten besturen de slee, die rond de 30 kilo weegt, door met hun voeten het ijs te raken, of door met hun schouders of knieën druk uit te oefenen op de ijzeren stangen onder het sleetje.

Topsnelheden van 140 km per uur

Gevoel is het allerbelangrijkste bij skeleton, de kleinste gewichtsverschuiving kan oftewel de snelste lijn bevorderen, verstoren of een crash betekenen. Op de slee, kunnen atleten snelheden van meer dan 140 km per uur behalen en een G-kracht tot 5G op hun lichaam krijgen. Topatleten zoeken altijd naar de beste en de snelste lijn op de baan. Aan de start wordt alles gegeven tijdens de 50 meter aanloop die ongeveer 5 seconden duurt. Reeds dan worden snelheden van zo’n 40 km per uur gehaald.

Skeleton is een explosieve en razendsnelle sport. Vermoedelijk is er geen sport waar de sensatie van snelheid zo groot is; piloten lijken wel met hun neus praktisch op het ijs te liggen.

Olympische sport

Skeleton was een onderdeel van het olympische programma voor mannen bij beide Winterspelen die in 1928 en in 1948 in Sankt Moritz werden gehouden. Daarna zien we skeleton pas weer verschijnen bij de Olympische Winterspelen van 2002 in Salt Lake City. Ditmaal voor zowel mannen als vrouwen. Op dit ogenblik zijn er wereldwijd 105 vrouwen en 148 mannen of 235 skeleton topatleten.

Een slee, een helm, spikes en een pak

Voor skeleton heb je allereerst een slee nodig, een metalen frame met een fiberglas bodem. Bovenop zitten twee handvaten om jezelf aan vast te houden. De slee is bovenop afgewerkt met schuimrubber om de afdaling enigszins comfortabel te maken. Onder de slee zitten de zogenaamde runners, dit zijn ijzers die vooraan glad zijn en achter een mesvorm hebben om het sturen van de slee mogelijk te maken. Deze runners worden met schuurpapier bewerkt om het oppervlak zo glad mogelijk te houden.

Zeer belangrijk bij skeleton is de helm! Het is belangrijk dat de helm niet te zwaar is. Er zijn helmen die speciaal zijn ontworpen voor skeleton, maar er zijn ook helmen uit andere sporten die geschikt zijn, zoals bijvoorbeeld een helm die gebruikt wordt bij het parachutespringen.

Skeletonners moeten speciale skeletonspikes dragen, om grip te hebben op het ijs en het ijs niet kapot te maken. Het zijn schoenen met onderaan zo’n 100 puntjes die te vergelijken zijn met kleine spelden.

En als laatste is er het pak: pakken die vaak gebruikt worden, zijn schaatspakken. Hoe dunner het pak hoe minder luchtweerstand.

Pictures : Belga Images en Kevin Hermans